De veenmol komt verspreid door heel Nederland voor. Daarbij zijn moestuinen een geliefde plaats vanwege de kale omgewerkte humusrijke grond en voldoende voedsel. De veenmol heeft voorkeur voor dierlijk voedsel en eet voornamelijk insecten en andere kleine bodemdieren o.a. ritnaalden, engerlingen, rupsen en vlinderpoppen; oorwormen, regenwormen, kevers e.d. Dat is nuttig in de tuin, maar de veenmol gaat daarbij niet omzichtig te werk. Met zijn gegraaf woelt hij jonge plantjes om en knaagt ook aan het wortelgestel van de planten.

 

Tips om schade van veenmollen te beperken:

  1. Gebruik nooit verlopen olie, slakkenkorrels of insecticiden tegen de veenmol; bedenk dat de veenmol ook schadelijke insecten opruimt. Bovendien doodt het gif ook nuttige insecten.
  2. Planten van peen (wortels) lokt veenmollen, omdat zij hieronder graag een nest bouwen. Daar waar de nesten zich bevinden kleurt het loof geel. De veenmol houdt net als de meeste tuinders van ‘zwarte grond’; de plek wordt door de veenmol kaal gewied doordat het de stengel of wortels doorknaagt.
  3. Breng tegen de winter hoopjes broeimest of compost aan; hieronder overwinteren de veenmollen in de grond.
  4. Breng een tijdelijke beschoeiing van planken aan rond plantbedden: minimaal 20 cm. diep of plant het plantgoed in afzonderlijke plastic potjes zonder bodem.

Meer informatie over de veenmol lees je op de website van Stichting Landschapsbeheer Zeeland .